Na verkoop van een woning wordt de verkoper aangesproken door de kopers wegens klappende dakplaten. De koopovereenkomst wordt gedeeltelijk ontbonden, waardoor de verkoper een bedrag van ruim € 24.000,- aan de kopers moet betalen. De verkoper wendt zich op zijn beurt tot de aannemer die destijds de platen heeft bevestigd en start een vrijwaringsprocedure tegen de aannemer, waarin wordt gevorderd dat de aannemer voornoemd bedrag aan de verkoper moet vergoeden. De rechtbank wijst deze vordering af en zodoende komt de kwestie ter beoordeling bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Bij arrest van 20 december jl. heeft het gerechtshof een tussenuitspraak gewezen.
Nadat de kopers van de woning overlast ervaarden van de klappende dakplaten hebben zij onderzoek laten verrichten. Daaruit bleek dat de bevestiging van de dakplaten niet volgens de voorschriften is uitgevoerd. Ook is een akoestisch onderzoek verricht, wat tot de conclusie leidde dat een gemiddeld mens hinder kan ondervinden van de klappen. Per brief van 13 december 2019 hebben de kopers de onderzoeken aan de verkoper gezonden en aanspraak gemaakt op betaling van herstelkosten en deskundigenkosten. Uiteindelijk is de koopovereenkomst gedeeltelijk ontbonden.
De verkoper heeft de aannemer die destijds de dakplaten heeft bevestigd op 18 februari 2020 aansprakelijk gesteld en de rapporten toegezonden. Deze partijen zijn vervolgens verwikkeld geraakt in de vrijwaringsprocedure bij het gerechtshof. De aannemer stelt zich als meest verstrekkend verweer op het standpunt dat de vordering jegens hem is verjaard. Hij meent dat de vordering verjaart twee jaren nadat het gebrek bekend is geworden; dat zou in 2014 zijn geweest toen verkoper de woning aankocht. Het hof oordeelt echter dat van verjaring geen sprake is. Immers de verjaringstermijn bij aanneming van werk is wettelijk bepaald op twee jaren nadat de opdrachtgever ter zake heeft geprotesteerd. Daarvan was pas sprake op 18 februari 2020. Vervolgens is binnen de twee jaar een dagvaarding uitgebracht.
Ten tweede beroept de aannemer zich op rechtsverwerking. De aannemer wijst erop dat tussen het moment van opleveren in 2001 en het aansprakelijk stellen in 2020 maar liefst 19 jaar zit. De aannemer meent dat de verkoper zijn rechten heeft verwerkt omdat hij nadat hij eigenaar van de woning is geworden, niet bij de aannemer heeft geklaagd, ondanks dat hij de knallen ook heeft gehoord. Het hof echter meent dat geen sprake is van rechtsverwerking. Ook niet als 19 jaar niets wordt vernomen. Het hof overweegt dat om rechtsverwerking te kunnen aannemen nodig is dat de rechthebbende, hier de verkoper, zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden als het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. Tijdsverloop kan wel als één van de relevante omstandigheden meewegen. Stilzitten kan alleen tot rechtsverwerking leiden, als op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van de rechthebbende had mogen worden verwacht.
De aannemer heeft volgens het hof onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de verkoper zijn rechten heeft verwerkt. Er is onvoldoende aangetoond dat enig handelen was vereist. De combinatie van wetenschap van knallende dakplaten, het niet ervaren van overlast daarvan en een geruststellende mededeling van een bevriende aannemer, maakt dat de verkoper redelijkerwijs niet hoefde te handelen richting de aannemer. Pas toen de verkoper de rapporten van de kopers ontving, kwam hij erachter dat er mogelijk fouten waren gemaakt. Daarna heeft de verkoper voortvarend gehandeld. Bovendien geldt, ook al zou sprake zijn van stilzitten door de verkoper terwijl hij had moeten handelen, dan nog heeft de aannemer onvoldoende gesteld dat dat heeft geleid tot een gerechtvaardigd vertrouwen dat de aannemer niet meer aangesproken zou kunnen worden of dat het heeft geleid tot onredelijke benadeling of verzwaring van de positie van de aannemer.
Kortom: zelfs na tijdsverloop van 19 jaren was in dit geval géén sprake van rechtsverwerking!
Voor advies of vragen over rechtsverwerking of aanneming van werk kunt u contact opnemen met Jan-Willem van Vossen (bouwrecht) en/of Jannine de Bonte.