Door: Jos de Kerf
Onze collega Jos de Kerf heeft voor AMweb een nieuw artikel geschreven over een recente uitspraak van het Kifid. Lees het hieronder:
Vaak wordt een hypotheek afgesloten op basis van het inkomen van beide partners. Als dan door echtscheiding een van de inkomens wegvalt, zal de woning vaak verkocht moeten worden. De woonlasten zijn doorgaans immers te hoog als ze enkel door één van de twee opgebracht moeten worden. Vervelend, maar het is niet anders. En is er weinig tegen te doen.
Onlangs heeft Kifid, de geschillencommissie op het gebied van bank- en verzekeringszaken, weer eens een uitspraak (pdf) over dit onderwerp gedaan. Omdat het geen alledaagse situatie was, leek het me gepast er een noot bij te schrijven.
Eind 2008 had de bank een hypotheek ad € 1.080.000 verstrekt aan een echtpaar. Die hypotheek was alleen op het inkomen van de man verstrekt. Niettemin was de vrouw ook hoofdelijk (= volledig) aansprakelijk. Het wederzijds vertrouwen tussen man en vrouw was kennelijk goed, want men besloot geen verzekering af te sluiten voor het geval een van hen (lees: de man) zou overlijden, arbeidsongeschikt of werkloos zou worden. De bank vermeldde dit nog in de offerte van destijds.
U snapt het al: het gaat mis, zowel qua huwelijk als qua job voor de man. In 2015 wordt de echtscheiding namelijk uitgesproken. En kort daarna komt er een eind aan de (kennelijk goed betaalde) werkzaamheden van de man.
Vervolgens spreekt de bank ook de vrouw aan voor de rentelasten. Maar tevergeefs, zij kan en wil daar niet in bijdragen. Plus, volgens haar had de man toegezegd die lasten voor zijn rekening te nemen.
In 2019 wordt de woning verkocht met een restschuld van circa 3 ton. En dan klopt de bank weer aan bij de vrouw.
De vrouw is niet met lege handen achter gebleven na de echtscheiding: in 2020 bepaalt de rechtbank namelijk dat de man haar een betaling van € 775.000,- moest voldoen en – met terugwerkende kracht vanaf 2015- een alimentatie van € 35.000,- per maand! (NB. Of de vrouw deze bedragen ook daadwerkelijk ontvangen heeft, dat is de vraag. Tussen de regels door blijkt namelijk van niet.)
De vrouw vindt het niet terecht dat ook zij voor de restschuld aangesproken wordt. Daarbij gaat zij voor meerdere ankers liggen. Tevergeefs echter, zoals hierna zal blijken.
Het eerste verweer van de vrouw is dat van overkreditering: zij had geen inkomen ten tijde van de financieringsaanvraag, en zou dus ook over onvoldoende inkomen beschikken als de lening (mogelijk) niet meer kon worden afgelost in het geval van scheiding.
Kifid maakt hier korte metten mee: het inkomen van de man was tijdens de aanvraag voldoende voor de hypotheek. Als partijen later scheiden (of belangrijker in dit geval, als de man zijn baan verliest), dan komt dat voor hún risico. Niet voor dat van de bank. Bovendien, al vermeldt Kifid dat niet, partijen hadden zich tegen werkloosheid kunnen verzekeren, maar hadden dat niet gedaan.
Daarnaast stelt de vrouw dat de bank was uitgegaan van een te hoge woningwaarde. De woning is immers met verlies verkocht. Ook hier maakt Kifid weinig woorden aan vuil: de waarde van een woning is immers flexibel. Die kan dus ook dalen. Dat op zich is geen reden om de bank hier een verwijt van te maken.
Een derde verweer is dat van de zorgplicht: de bank zou de vrouw te weinig gewezen hebben op de risico’s die de hypotheek met zich meebracht in geval van bijvoorbeeld een echtscheiding. Dit verweer baat de vrouw evenmin: de bank heeft in haar offerte gewezen op de risico’s van het wegvallen van inkomen. Tot dat risico behoorde de mogelijk gedwongen verkoop van de woning. De vrouw was dus wel degelijk gewaarschuwd.
Verder voerde vrouw aan dat haar onvoldoende duidelijk was gemaakt wat hoofdelijke aansprakelijkheid betekende. Helaas voor haar; als haar dit ten tijde van de ondertekening niet duidelijk was, dan had zij daar toen vragen over moeten stellen. Niet achteraf.
Voorts voerde vrouw aan dat de bank zich meer had moeten inspannen om de restschuld te voorkomen. Kifid bepaalt echter dat het aan de bank is om de wijze van het incassotraject te bepalen. Dit is slechts anders als de bank zonder goede reden een ander traject met een betere opbrengst genegeerd zou hebben. Maar dat was niet gebleken.
Ook voerde de vrouw nog aan dat de bank de achterstand ook had kunnen verhalen op gelden die binnen kwamen op de rekening van de BV van de man. Dan was de restschuld lager geweest, aldus de vrouw. Die BV is echter niet aansprakelijk voor de financiering. De bank kan dus zomaar niet aan dat geld komen. Daarnaast kan de bank moeilijk de geldstroom van die BV monitoren, aldus Kifid. Die vlieger ging dus evenmin op.
En dat de bank eerst bij de man aan had moeten kloppen, zoals de vrouw betoogde, dat verweer gaat evenmin op: Het staat de bank vrij om te bepalen wie zij aanspreekt. En dan moet de partij die aangesproken wordt en tot betaling overgaat, dat maar zien terug te krijgen van de ex-partner. Aldus Kifid.
Kortom, alle creatieve verweren van de vrouw ten spijt, maar ze ontliep haar aansprakelijkheid niet. En dat is op zich logisch: draai het namelijk eens om: Stel dat de bank de financiering in 2008 geweigerd zou hebben vanwege het risico bij echtscheiding. Dan zou de wereld toch te klein geweest zijn, ook voor de vrouw?!
Moraal: tegen echtscheiding kun je je niet verzekeren bij een woningfinanciering, tegen werkloosheid wel. Dáár hadden partijen voor kunnen kiezen.
Al sluit ik niet uit dat de man in 2008 alles voor de hypotheek geregeld heeft en dat de vrouw inderdaad in goed vertrouwen meegetekend heeft zonder daar verder bij stil te staan. Dan is het wrang dat zij nu alsnog voor de restschuld op moet draaien. Dit zeker als de man er in 2015 zelf voor gekozen heeft om zijn baan op te zeggen en er qua inkomen op achteruit te gaan. Dan wordt de vrouw dubbel gedupeerd. Maar daar kan Kifid geen rekening mee houden.